Als er geen testament is, bepaalt de wet wie de erfgenamen zijn. Dat gebeurt in deze volgorde:
- echtgenoot of geregistreerd partner en de kinderen
- ouders, broers en zussen
- grootouders
- overgrootouders
Had de overledene een echtgenoot, geregistreerd partner of kinderen? Dan zijn zij de erfgenamen. Is er niemand in de eerste groep? Dan is de tweede groep aan de beurt, enzovoort.
Plaatsvervulling
Leeft een erfgenaam niet meer? Dan gaat de erfenis naar de kinderen van deze erfgenaam. Dat heet ‘plaatsvervulling’.
Voorbeeld:
Mo en Mirjam zijn getrouwd en hebben 2 zoons. Als Mo overlijdt, zijn er 3 erfgenamen: Mirjam en beide zoons (groep 1). Zij krijgen ieder 1/3e deel.
Is een van de zoons al overleden? Dan worden de kinderen van deze zoon door plaatsvervulling de erfgenamen. Het 1/3e deel dat hun vader zou krijgen, moeten zij samen verdelen. Heeft hij bijvoorbeeld 2 kinderen, dan krijgen zij dus ieder 1/6e deel.
Wettelijke verdeling
Had de overleden persoon een echtgenoot (of geregistreerd partner) en kinderen? Dan geldt de ‘wettelijke verdeling’. Dat betekent dat:
- de echtgenoot die nog leeft de hele erfenis krijgt
- de echtgenoot alle schulden moet betalen
- de echtgenoot geld schuldig is aan de kinderen
De kinderen hebben dus geen recht op spullen. Dit kan anders zijn als de overleden ouder hertrouwd was. Of als de overgebleven ouder later hertrouwt.
De echtgenoot mag de erfenis opmaken. Daardoor kan het gebeuren dat de kinderen uiteindelijk minder krijgen van hun erfdeel, of zelfs niets.
De echtgenoot hoeft het erfdeel van de kinderen niet meteen te betalen. Dat moet pas als hij overlijdt, failliet gaat of in de schuldsanering komt. Hij mag wel altijd vrijwillig betalen.
Had de overleden persoon geen echtgenoot of geregistreerd partner? Dan verdelen de erfgenamen meteen de erfenis.